Stephan Veenboer vertrekt na vier seizoenen bij Ajax Zaterdag. De 33-jarige doelverdediger speelt na de zomer voor competitiegenoot SteDoCo, dat na zes wedstrijden spelen op de eerste plaats staat in de Derde Divisie.
Veenboer is bezig aan zijn vierde seizoen bij Ajax. Hoewel hij van tevoren niet verwachtte dat hij zou vertrekken, kwam plotseling een mooie uitdaging langs. “Ik kreeg een belletje van Frans Adelaar, de hoofdtrainer van de vereniging. Hij had interesse om mij aan de selectie toe te voegen”, vertelt Veenboer. “Ik wilde graag met SteDoCo in gesprek gaan, dus een paar dagen later ging ik langs. Na dat gesprek had ik een goed gevoel. Eerlijk gezegd had ik bij Ajax niet meer zoveel uitdaging. Daar ben ik, mits fit, altijd zeker van mijn plaats. Het is nooit verkeerd om jezelf eens in de zoveel tijd een nieuwe prikkel te geven.” De doelman gaat bij SteDoCo de concurrentiestrijd aan met Petar Stošković, die deze zomer overkomt van OFC. “De club wil graag twee goede keepers in de selectie hebben, die het samen uitvechten. Als je geen concurrentie wil, dan moet je simpelweg in de derde of vierde klasse spelen. Daarom vind ik het geen probleem om de strijd aan te gaan.”
De sluitpost kwam achtereenvolgens in actie voor AFC, Vitesse, Zwaluwen ’30, Telstar, Almere City en asv De Dijk. Bij de laatste club leek hij in 2017 zijn carrière af te sluiten, totdat Ajax Zaterdag belde. “Ik zou eigenlijk naar Katwijk vertrekken, maar door mijn werk ging dat op het laatste moment niet door. Ik was drie tot vier maanden gestopt, maar plotseling belde Jorg Smeets (toenmalig trainer van Ajax Zaterdag, red.). Hoewel ik mijn plezier was kwijtgeraakt, vond ik dat bij Ajax weer helemaal terug. We speelden in het eerste seizoen Hoofdklasse, maar promoveerden direct naar de Derde Divisie. Dat was prachtig om mee te maken.” Veenboer nadert met zijn leeftijd het einde van zijn loopbaan. Zelf hoopt hij echter nog even door te gaan. “Ik heb vaker nagedacht over hoelang ik nog door wil. Bij mij is het alles-of-niets: ik heb geen zin om op een lager niveau te spelen. Zolang mijn lichaam het volhoudt en mijn privésituatie het toelaat, blijf ik nog wel even op het veld staan.”